Headerafbeelding
Patiënt krijgt uitleg over de werking van een sonde
Behandeling

Sondevoeding via een neussonde, thuis

Een neussonde is een dun, flexibel slangetje dat via uw neus, keel en slokdarm naar uw maag, twaalfvingerige darm of dunne darm loopt.

Via dit slangetje krijgt u de sondevoeding toegediend. Er zijn verschillende soorten en maten sondes, maar de meest gebruikte zijn ongeveer zo dik als de vulling van een balpen. Aan het uiteinde van de sonde zitten kleine gaatjes waar de voeding doorheen loopt. In deze folder leest u meer over deze behandeling.

Hoe verloopt de behandeling?

Hier vindt u alle belangrijke informatie over uw behandeling
Code INT-721
Laatste revisie: 8 maart 2024 - 08:55
Hoe verloopt de behandeling?

Sondevoeding via een neussonde, thuis

Waarom krijgt u sondevoeding?

Uw arts schrijft sondevoeding voor als u door ziekte, een behandeling of een operatie niet voldoende kunt of mag eten. Om te voorkomen dat u gewicht verliest krijgt u sondevoeding. Als u teveel gewicht verliest kunt u ondervoed raken. Sondevoeding kan u helpen om op een goed gewicht te blijven. Ook als u ondervoed bent kan sondevoeding uw voedingstoestand weer verbeteren en u op een gezond gewicht brengen. Een goede voedingstoestand is nodig om in goede conditie te blijven.

Hoelang krijgt u sondevoeding?

Het is moeilijk te voorspellen hoe lang u sondevoeding krijgt. Dat ligt bijvoorbeeld aan de reden waarom u sondevoeding nodig heeft. De tijd dat u sondevoeding nodig hebt kan enkele weken tot maanden zijn. Soms houdt u uw hele leven sondevoeding. Bespreek met uw arts of diëtist of u naast de sondevoeding mag eten en drinken.

Het kan ook voorkomen dat u tijdlang alleen sondevoeding krijgt, bijvoorbeeld na een keel- of slokdarmoperatie. Heeft u langdurig sondevoeding nodig? Dan kan het zijn dat uw arts in plaats van een neussonde voor een ander sonde kiest. Dit zijn de PEG of PRG – sondes, waarbij u de sondevoeding krijgt via een slangetje dat rechtstreeks door de buikwand in uw maag zit.

Voor het inbrengen maakt de verpleegkundige de sonde vochtig en soepel met een speciale gel of warm water. Hierdoor glijdt hij beter. Het invoeren van de sonde kan een vervelend gevoel geven maar meestal gaat dit zonder problemen. Als de sonde goed ligt, verwijdert de verpleegkundige het metalen voerdraadje. Zij plakt de sonde met pleisters vast aan uw neus of wang om te voorkomen dat deze verschuift.

Wat zijn de risico's?

  • Soms beschadigd bij het inbrengen van de sonde het slijmvlies van de neus een beetje, waardoor u een bloedneus krijgt. Dit komt bijna nooit voor en is niet ernstig.
  • Soms knikt een ingebrachte sonde dubbel of ligt deze op een verkeerde plaats. Zo nodig maken we een röntgenfoto, waarop de ligging van de sonde duidelijk te zien is.

Welke klachten kunt u hebben?
De eerste dagen na het inbrengen voelt u de sonde steeds zitten, vooral slikken geeft een vervelend gevoel. Na een paar dagen went u hieraan. Krijgt u andere klachten, overleg dan met de verpleegkundige van het voedingsteam wat er aan de hand kan zijn.

Hoe wordt sondevoeding toegediend?

Sondevoeding via de neussonde kan op verschillende manieren worden toegediend. Dit kan per portie of druppelsgewijs zijn. Per portie houdt dit in dat u enkele keren per dag een bepaalde hoeveelheid voeding inspuit. Druppelsgewijze toediening betekent dat de voeding langere tijd druppel voor druppel door de sonde loopt met een voedingspomp. Dit kan de hele dag zijn of alleen een bepaald deel van de dag of nacht.

Toediening per portie

  • Via een spuit kunt u de sondevoeding per portie toedienen.
  • U kunt de spuit met een tussenstukje op de sonde aansluiten.
  • Als de voeding is ingelopen, kunt u de spuit weer loskoppelen.
  • Spuit na de sonde altijd door met water als u een portie voeding heeft toegediend.

Hoeveel sondevoeding krijgt u en hoe vaak?

Het hangt af van uw situatie hoeveel sondevoeding u krijgt en hoe vaak. Als u naast de sondevoeding mag eten en drinken, krijgt u minder sondevoeding dan iemand die alleen maar sondevoeding krijgt. Uw diëtist overlegt met u wat de beste hoeveelheid voeding voor u is. U krijgt van haar ook een uitgebreide uitleg. Het voedingsadvies dat u krijgt hangt af van uw situatie.

Als u medicijnen gebruikt en u kunt deze niet goed doorslikken, dan kunt u de medicijnen ook via de sonde geven. Overleg eerst met uw arts of apotheker hoe u dit moet doen en wanneer u de medicijnen het beste kunt innemen.

  • Vermeng de medicijnen nooit met sondevoeding.
  • Moet u de medicijnen op uw nuchtere maag innemen, dan mag u pas 30 minuten later sondevoeding toedienen.
  • Spoel de sonde na het geven van de medicijnen goed door met water. Medicijnresten kunnen de sonde namelijk makkelijk verstoppen.

Het is belangrijk om de sonde goed te verzorgen. Hierdoor verlengt u de levensduur ervan. U voorkomt zo ook dat de sonde verstopt raakt.

Daarom is het belangrijk om de sonde regelmatig door te spuiten met water:

  • Per keer kunt u hierbij ongeveer 20 tot 30 ml schoon lauwwarm water gebruiken.
  • Dit moet u elke dag 4 tot 6 keer herhalen.
  • Vooral na het afkoppelen van de sondevoeding is het belangrijk dat u de sonde met ruim water door spuit.

Hygiëne

Goede hygiëne is heel belangrijk omdat de voeding in het pak, de sonde en de hulpstukken gevoelig zijn voor groei van bacteriën.

  • Dichte verpakking sondevoeding kunt u buiten de koelkast op kamer temperatuur bewaren.
  • Een geopend pak sondevoeding moet u binnen 24 uur gebruiken, daarna moet u de voeding weggooien.
  • Laat sondevoeding nooit in de zon staan of lange tijd in een warme kamer.
  • Let op de houdbaarheidsdatum.
  • Was goed uw handen voordat u de sondevoeding toedient.
  • Leg en alle materialen die u nodig hebt op een schoon oppervlak.
  • Spuit de sonde na gebruik schoon met water en sluit hem daarna af met het daarvoor bestemde dopje.
  • Zorg ervoor dat u het toedieningssyteem elke 24 uur vervangt.

Mond en gebit

Als u naast de sondevoeding weinig tot niets meer eet, wordt er minder speeksel aangemaakt. Dit heeft een negatief effect op de gezondheid van uw mond en tanden. Daarom is het volgende belangrijk:

  • Poets 2 tot 3 keer per dag uw tanden.
  • Spoel regelmatig uw mond met water.
  • Meestal mag u nog wel wat drinken. Heeft u iets zoets gedronken, spoel dan uw mond ook na met water.
  • Als u kauwgom mag gebruiken, is het kauwen hierop een goede manier om de speekselklieren te activeren en uw mond vochtig te houden.
  • Bescherm uw lippen en de huid eromheen tegen uitdroging met een vettige crème of lippenbalsem.
  • Bij warm weer kan het belangrijk zijn om extra vocht toe te dienen. Overleg met het voedingsteam hoe u dit het beste kunt doen.
  • Controleer regelmatig uw gewicht, bijvoorbeeld 1 keer per week. Overleg met uw arts of diëtist als u gewicht verandert.
  • Heeft u een neussonde? Vervang dan de pleister waarmee de sonde op uw neus of wang zit vastgeplakt, om de 2 dagen. Bij het vervangen verplaatst u de pleister om te voorkomen dat de sonde te lang op 1 plek drukt.
  • Heeft u geen sondevoeding meer nodig, bel dan de leverancier van de pomp. Die komt de pomp weer bij u ophalen. Doe dit pas een paar dagen nadat u gestopt bent met de sondevoeding, om er zeker van te zijn dat u de pomp niet opnieuw nodig hebt.
  • Bent u mobiel en wilt u iets gaan doen, dan kunt u de sondevoeding meenemen in een speciale rugzak. Als dit iets voor u is, overleg dit dan met de verpleegkundige van het voedingsteam of uw diëtist.
  • Sondevoeding is soms nodig om uw voedingstoestand te verbeteren. Vaak krijgt u een betere conditie en zult u zich ook beter en actiever gaan voelen. Als u niet meer gewoon kunt eten en drinken en helemaal afhankelijk bent van sondevoeding, kunt u een aantal sociale problemen ondervinden. Praat over uw problemen met uw partner, vrienden en familie. Het kan ook helpen om met mensen te praten, die net als u sondevoeding krijgen.

Het komt ook voor dat een sonde verstopt raakt en er geen voeding meer doorheen kan. Meestal kan een verstopping verholpen worden door de sonde door te spuiten met water of door de verstopte plek in het slangetje zachtjes te masseren. Als de verstopping niet kan worden opgelost, dan moet de verpleegkundige een nieuwe sonde bij u inbrengen. Dit gebeurt ook als u de sonde per ongeluk lostrekt of ophoest.

Neem in deze gevallen contact op met de verpleegkundige van het voedingsteam of volg het advies op wat in de overdracht staat.

Heeft u vragen over uw sondevoeding, bel dan naar de verpleegkundigen van het voedingsteam of met de diëtist.

U kunt het voedingsteam bereiken via de polikliniek Maag-, Darm-, Leverziekten, telefoonnummer (073) 553 30 51. De diëtist kunt u bereiken via telefoonnummer (073) 553 20 19.

Bekijk de overdracht wat u moet doen bij problemen buiten kantooruren.