Nazorg bij contrastonderzoek (via het bloed)
Er is bij u contrastvloeistof met vloeistof toegediend via het bloed, om bij u een onderzoek te kunnen doen. Hier vindt u informatie die belangrijk voor u kan zijn na het onderzoek.
Translate instructions
If you wish to view the page on your phone or tablet, then the steps below may not work. Please switch to a desktop computer to translate this website. For translating the text, please follow this instruction:
1. Select the text you want to translate.
2. Choose ‘Vertalen’.
3. Select the language you prefer.
4. You can read and/or listen to the translated text (by Google).
Deze informatie gaat over contrastvloeistoffen met jodium die bij radiologische onderzoeken in bloedvaten worden gespoten. Bijvoorbeeld bij een CT-scan, een angiografie (röntgenonderzoek van de bloedvaten) of een behandeling van de bloedvaten (zoals dotteren).
De informatie in deze brochure gaat niet over gedronken contrastvloeistoffen. Ook andere contrastvloeistoffen die gebruikt worden bij een röntgenonderzoek van de darmen (bariumpap) of een MRI-scan vallen hier buiten.
Bijwerkingen en overgevoeligheidsreacties
Contrastvloeistoffen kennen lichte bijwerkingen, zoals een warm gevoel dat door het lichaam trekt, een vreemde smaak in de mond en het gevoel alsof u urine laat lopen. Soms kunt u last krijgen van misselijkheid. Deze symptomen komen meestal snel opzetten en verdwijnen weer na enkele minuten. Ernstige effecten, zoals schade aan de nieren of een allergische reactie, treden nog maar zelden op.
Een enkele keer komt het voor dat er pas één tot twee dagen na toediening van de contrastvloeistof bijwerkingen optreden. Dit uit zich vaak in de vorm van jeuk, bultjes, blaasjes of roodheid van de huid. Neem in dit geval contact op met uw huisarts. Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de huisartsenpost. De arts kan een medicijn (antihistaminicum) voorschrijven om de klachten te verlichten.
Als u bijwerkingen krijgt, adviseren wij u ook om contact op te nemen met de afdeling Radiologie (telefoonnummer 073-553 2600) of zorgverlener van het JBZ waar u onder behandeling bent. Zij noteren uw gegevens en klachten, zodat we hier rekening mee kunnen houden bij eventuele toekomstige onderzoeken in het JBZ.
Medicijnen
Het is mogelijk dat u in overleg met uw aanvragend specialist gestopt bent met het nemen van bepaalde medicijnen. Het gaat hier om medicijnen die, in combinatie met contrastvloeistof met jodium, een slecht effect kunnen hebben op de werking van de nieren. Hieronder vallen ontstekingsremmende medicijnen zogenaamde NSAlD’s, zoals Ibuprofen®, Diclofenac®, Naproxen® en aspirine. En ook medicijnen die gebruikt worden bij diabetes, zoals Metformine®. Over het algemeen geldt dat u deze medicijnen de dag na het onderzoek weer normaal kunt innemen, tenzij u hierover andere afspraken heeft gemaakt met uw arts.
Patiënten met diabetes kunnen een freestyle Libre sensor hebben. De röntgenstraling kan invloed hebben op de waardes. Wij adviseren daarom de sensor te vervangen na de CT-scan óf de waardes te controleren met een vingerprik tot de sensor vervangen wordt.
Jodium en schildklieraandoeningen
In contrastvloeistoffen met jodium is het jodium gebonden aan een andere stof. Daarnaast komt er ook een kleine hoeveelheid 'vrij jodium' in voor.
Soms kan de kleine hoeveelheid vrij jodium in de contrastvloeistof een versnelde werking van de schildklier veroorzaken. Dit is vooral het geval als uw schildklier nu al te snel werkt of als u hiervoor behandeld wordt. Er bestaan geen medicijnen die dit kunnen voorkomen. Bespreek het met uw internist of huisarts als u tekenen hebt van een te snel werkende schildklier (bijvoorbeeld vermoeidheid, gewichtsverlies, niet verdragen van warmte, transpireren, nerveusheid en hartkloppingen).
Bent u in de afgelopen 6 maanden onderzocht of behandeld met radioactief jodium (bijvoorbeeld voor uw schildklier)? Meld dit dan bij uw zorgverlener. Laat het ook weten als u verwacht dat u in de komende 6 maanden zo'n onderzoek krijgt.
Zwangerschap en borstvoeding
Tijdens de zwangerschap kan een zeer klein deel van de contrastvloeistof bij uw ongeboren baby komen. Deze hoeveelheid is zo klein dat er geen nadelige gevolgen zijn.
Een zeer klein deel van de contrastvloeistof kan in de moedermelk komen en door de baby worden gedronken. Deze hoeveelheid is zo klein dat er geen nadelige gevolgen voor de baby zijn. Het is dan ook niet nodig om (tijdelijk) met de borstvoeding te stoppen.
Vragen
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Neem dan op werkdagen contact op met de afdeling Radiologie, telefoonnummer 073-553 2600.
Wij doen er alles aan om uw bezoek aan onze afdeling zo prettig mogelijk te laten verlopen. Het kan misschien een keer voorkomen dat u niet helemaal tevreden bent. U kunt uw opmerkingen of klachten over uw onderzoek of behandeling het beste direct bespreken met de betrokken personen. Komt u er na overleg niet uit, dan kunt u contact opnemen met de klachtenfunctionaris.