Elke vinger (behalve de duim) bestaat uit drie kleine botjes. Het gewricht tussen het onderste kootje en het middelste kootje wordt het PIP-gewricht genoemd. Aan de palmzijde van het PIP-gewricht ligt een dikke bindweefselstructuur, de volaire plaat. Deze voorkomt normaal gesproken dat u uw vinger kunt overstrekken.
Lees meer
Als er een abnormaal grote kracht op een (uitgestrekte) vinger komt te staan, kan het PIP-gewricht overstrekken of uit de kom schieten. Daarbij kan de volaire plaat uitrekken of scheuren. Dit gebeurt vaak door een val of als er een bal hard op de vinger terecht komt.
Wat zijn de klachten?
Als u uw vinger heeft overstrekt dan kunt u de volgende klachten hebben:
pijn, zwelling en soms een verkleuring van de vinger;
stijfheid van de vinger;
instabiliteit van de vinger;
tintelingen in de vinger.
Soms heeft u ook een kleine botbreuk in uw vinger.
Onderzoeken
De arts doet lichamelijk onderzoek en laat een röntgenfoto maken.
Op de röntgenfoto kunnen we zien of u ook een kleine botbreuk in uw vinger heeft. Het uitrekken of afscheuren van de volaire plaat is niet te zien op de röntgenfoto.
Behandelingen
Het doel van de behandeling is dat u uw vinger weer normaal kunt gebruiken.
Op de Gipskamer wordt een spalkje aangelegd. Deze spalk zorgt ervoor dat u de vinger wel kunt buigen, maar niet kunt overstrekken.
U moet deze spalk vier weken voortdurend dragen. Hierna kunt u het spalkje minder gaan dragen. Eerst bij de lichtere werkzaamheden en later ook bij de zwaardere werkzaamheden.
De kracht in uw hand moet u geleidelijk aan opbouwen.
De verwachting is dat u uw hand na twaalf weken weer volledig kunt gebruiken. U kunt meer klachten hebben bij koud weer, omdat de doorbloeding in uw hand dan vaak wat minder is.
