Verreweg het belangrijkste deel van het onderzoek is úw verhaal. De arts heeft dan vaak al een vermoeden wat de oorzaak van de duizeligheid (geweest) is en welk onderzoek we kunnen doen.
In uw verhaal zijn een aantal zaken belangrijk:
- Om wat voor een soort duizeligheid gaat het? Voelt u bewegingen in het hoofd of van het hele lichaam? Draait de omgeving? Bestaat er valneiging of het gevoel te vallen? Bent u licht in het hoofd? Schommelen of wiebelen, etcetera?
- Het verloop in de tijd. Zijn de klachten geleidelijk of acuut ontstaan? Hoe lang heeft de duizeligheid bestaan? Is de duizeligheid continu aanwezig?
- Zijn er bepaalde omstandigheden waaronder de klachten optreden of verergeren? Afhankelijk van hoofdbewegingen? Optredend in bed, bij rechtop gaan staan of tijdens lopen, in drukke winkels of op het werk?
- Zijn er andere verschijnselen? Verminderd gehoor, oorsuizen, oorsuizen, hoofdpijn, misselijkheid, braken, hartkloppingen, transpireren, moeite met praten, dubbelzien, benauwdheid en angst?
- Verder vraagt de arts uw algemene gezondheid en uw medicijngebruik.
Het meer algemene onderzoek, dat de huisarts mogelijk al heeft verricht, kan bestaan uit het meten van hartslag en bloeddruk, een algemeen bloedonderzoek, inspectie van de oren, beoordelen van oogbewegingen, houding en evenwicht en meten van gevoel en reflexen. Aan de hand van uw verhaal kan er aanvullend onderzoek, zoals meer specialistisch gehoor- en evenwichtsonderzoek en een scan (CT of MRI) worden gedaan.